Column Cijfers en Feiten | Waarom Nederland niet zonder diepere Europese integratie kan

Elke week schrijft oud-hoofdeconoom van de Sociaal-Economische Raad (SER) Marko Bos voor Brusselse Nieuwe over financiële en economische thema’s. Deze week: waarom nauwere Europese samenwerking voor Nederland steeds belangrijker wordt nu de wereldorde verder versplintert.

3 min. leestijd
Flags of the country members of the European Union are raised at the EP headquarters in Strasbourg
Europees Parlement in Straatsburg. (Foto: Europees Parlement).

Openheid in tijden van geopolitieke fragmentatie’. Zo heet de bundel preadviezen die de Koninklijke Vereniging voor de Staathuishoudkunde – de vakvereniging van economen – maandag in Den Haag aan Eurocommissaris Hoekstra gaat aanbieden. Nederland heeft zijn welvaart vooral te danken aan een open uitwisseling in een multilaterale wereldorde. Maar de wereld valt nu in blokken uiteen. Hoe zou Nederland moeten opereren?

Onder het motto ‘nationaal waar mogelijk, Europees waar nodig’ komen de preadviseurs tot de conclusie dat nauwere Europese samenwerking op uiteenlopende beleidsvelden in het Nederlands belang is. Maar verdere integratie kan op weerstand stuiten. De baten van integratie mogen aanzienlijk zijn, ze zijn ook diffuus verdeeld en worden vaak als vanzelfsprekend ervaren. Dit terwijl de kosten meestal zichtbaar bepaalde groepen treffen. Een evenwichtige lastenverdeling is nodig om dit recht te trekken.

Op defensiegebied zijn de economische argumenten voor Europese samenwerking sterk. Defensie is een Europees publiek goed: van investeringen in defensie profiteren ook andere EU-landen. En het bundelen van schaarse militaire capaciteiten en de gezamenlijke aanschaf van materieel kunnen aanzienlijke voordelen opleveren. Juist dat publiekgoed-karakter maakt medefinanciering van oplopende defensie-uitgaven vanuit het EU-budget en door euro-obligaties een logische optie.

Europese kapitaalmarkt

Die euro-obligaties leggen een bruggetje naar financiële integratie. Concreter: een volwaardige bankenunie en een sterk ontwikkelde, eengemaakte kapitaalmarkt. Die zijn nodig om investeringen van bedrijven en transitie-opgaven – zoals de energietransitie – goed te kunnen financieren. 

Europeanen sparen volop, maar het aanbod aan risicodragend kapitaal is beperkt. En Europese banken zijn kleiner dan hun Amerikaanse en Britse rivalen, met alle schaalnadelen van dien. Politieke doorbraken, zoals overeenstemming over een Europees depositogarantiestelsel, zijn nodig om de bankenunie te voltooien en om een Spaar- en Investeringsunie te vestigen. Natuurlijk treden daarbij beleidsdilemma’s op, hoever gaan we in het delen van bepaalde risico’s? Fundamentele keuzes zijn aan de orde; vooruitschuiven helpt niet.

Energieprijzen

Energie- en klimaatbeleid worden uiteraard ook besproken – in twee preadviezen maar liefst. Beide schetsen dat de Europese Green Deal in zwaar weer is beland door het sterk opgelopen verschil in energieprijzen in de VS en in Europa. Terwijl de VS profiteert van goedkoop schaliegas, moet Europa afkicken van goedkope Russische energie. Beide preadviezen vinden dat de EU desondanks moet vasthouden aan een ambitieus klimaatbeleid.

Vervolgens lopen de wegen uiteen. De een zoekt de oplossing in een flankerend groen industriebeleid. De ander in uitstel van milieu- en klimaatnormen, totdat schone technologieën zijn ontwikkeld. Maar nieuwe technologie wordt juist ontwikkeld in reactie op uitdagende, voortschrijdende normstelling. Deze knoop weten de preadviseurs niet overtuigend te ontwarren.