De Tweede Kamer plaatst vraagtekens over de manier waarop het kabinet de Europese CO2-grensheffing (CBAM) uitvoert. Kamerleden zijn verbaasd dat de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) een groot deel van het werk rondom deze nieuwe heffing heeft uitbesteed aan advieskantoor PwC. Het gaat om ongeveer achttien fte aan taken die normaal gesproken binnen de overheid zouden worden uitgevoerd.
“De uitvoering van wetgeving hoort bij de overheid”, zei GroenLinks-PvdA-Kamerlid Luc Stultiens tijdens een commissiedebat over het Belastingplan. Volgens hem is het onwenselijk dat een bedrijf dat grote multinationals adviseert over fiscale verplichtingen tegelijkertijd meewerkt aan een heffing die juist op die bedrijven van toepassing is.
CO2-grensheffing
De CO2-grensheffing is een nieuwe Europese belasting voor sommige producten die van buiten de EU worden geïmporteerd, zoals staal, aluminium, cement, kunstmest en waterstof. Bedrijven die deze producten importeren moeten straks betalen voor de uitstoot die bij de productie is ontstaan. Dat is bedoeld om een eerlijker speelveld te maken: bedrijven die in Europa produceren betalen namelijk voor hun CO2-uitstoot en met deze heffing moeten bedrijven buiten Europa dat ook doen als ze hun producten hier willen verkopen. Vanaf januari 2026 is het systeem in volledige werking. Dan moeten importeurs betalen voor hun CO2-uitstoot.
Dat PwC dit werk uitvoert, is niet nieuw. Wel was het aanvankelijke plan ingrijpender. In de eerste versie van de nationale CBAM-wetgeving zou PwC zelfs een mandaat krijgen: de bevoegdheid om zelfstandig besluiten te nemen, bijvoorbeeld over toelating van bedrijven tot het systeem.
De Raad van State oordeelde dat dit hoogst ongebruikelijk is. Officiële besluiten moeten herkenbaar door de overheid worden genomen en de minister is politiek verantwoordelijk voor die besluiten. Mandatering aan een commercieel bedrijf past daar volgens de Raad van State niet bij. Bovendien adviseert PwC ook bedrijven die onder CO2-grensheffing vallen, wat kan leiden tot de schijn van belangenverstrengeling.
Aangepast
Het kabinet heeft dat plan daarop aangepast. PwC neemt geen besluiten. De NEa blijft volledig verantwoordelijk. PwC ondersteunt alleen bij werkzaamheden zoals het verzamelen van informatie en het voorbereiden van dossiers.
Staatssecretaris Eugène Heijnen (BBB) ging in het debat niet in op de vragen over de grensheffing. In een eerdere toelichting aan de Kamer gaf het kabinet wél uitleg. De NEa heeft volgens het ministerie onvoldoende capaciteit en expertise om de piekbelasting van de eerste jaren op te vangen. Het toelatingsproces vergt honderden beoordelingen in korte tijd. Na dit toelatingsproces moeten de bedrijven alleen jaarlijks gegevens aanleveren die gecontroleerd moeten worden.
Volgens het kabinet is onderzocht of andere rijksdiensten de taak konden overnemen, maar “twee uitvoeringsorganisaties hebben aangegeven dat zij dit niet konden”, onder meer vanwege gebrek aan specialistische kennis en beperkte personele ruimte. Daarom heeft de NEa een Europese aanbesteding uitgeschreven, die door PwC is gewonnen. Het gaat om een tijdelijke opdracht van twee jaar, met een optie om met een jaar te verlengen.
Kritiek
Voor Stultiens is die uitleg niet voldoende. “Het gaat om achttien fte. Dat moeten we toch binnen de overheid kunnen organiseren”, zei hij in het debat.
Ook D66 maakte zich zorgen. De fractie vraagt zich af of het mandateren van commerciële partijen vaker gebeurt, maar zegt wel opgelucht te zijn met de aanpassingen. “Ik snap dat inhuur soms nodig is voor de uitvoering, maar het uitbesteden van de formele mandatering lijkt mij toch echt een brug te ver”, aldus D66-Kamerlid Henk-Jan Oosterhuis.