Er is opnieuw geen goedkeurend oordeel van de Europese Rekenkamer over de uitgaven van de EU in 2024. Wel is het foutenpercentage in de bestedingen gedaald: van 5,6 procent vorig jaar naar 3,6 procent nu. Dat is het goede nieuws.
Een fout, zo benadrukt de Rekenkamer, hoeft niet te wijzen op fraude of verspilling. Het geld kan ondanks een fout best nuttig zijn besteed, maar dan niet geheel volgens de geldende – Europese en nationale – regels. Het foutenpercentage dat de Rekenkamer vaststelt, is hoger dan gemiddeld bij de cohesie-uitgaven en lager dan gemiddeld bij de landbouwuitgaven (zie ook de grafiek: de begrotingsrubriek ‘natuurlijke hulpbronnen en milieu’ bestaat vooral uit landbouwuitgaven).
Alle onderzochte EU-uitgaven boven foutengrens van 2 procent

Bron: Europese Rekenkamer
De Rekenkamer verklaart dit verschil in foutenpercentage met het onderscheid tussen:
- Betalingen die op bepaalde rechten zijn gebaseerd (zoals hectaretoeslagen aan boeren en andere grondeigenaren) – die zijn relatief eenvoudig te bepalen en daardoor makkelijk te controleren; en
- Betalingen uit hoofde van vergoedingen waarvoor een declaratie moet worden ingeleverd – die zijn meestal lastiger te beoordelen en daardoor gevoeliger voor fouten.
Als zorgvuldigheid (rechtmatigheid) maatgevend is, lijkt handhaving van het huidige gemeenschappelijke landbouwbeleid dus te prefereren. Maar is dat beleid dan ook zinnig (doeltreffend) en zuinig (doelmatig) – dat zijn de twee andere aandachtspunten voor rekenkamers? Dat is maar de vraag. Welk publiek belang wordt gediend met het jaarlijks verstrekken van een vaste hectarepremie, louter voor het bezit van landbouwgrond?
Gerichter belonen
Het gemeenschappelijk landbouwbeleid ontwikkelt zich dan ook in de richting van het gerichter belonen van maatschappelijk gewenste uitkomsten in de vorm van eco-regelingen. En de Europese Commissie stelt in de plannen voor het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (de begroting) voor om het gemeenschappelijke landbouw- en cohesiebeleid per lidstaat te laten vormgeven door nationale en regionale partnerschappen.
Eigenlijk naar het voorbeeld van de werkwijze bij het Herstel- en Veerkrachtfonds: lidstaten ontvangen geld wanneer zij afgesproken mijlpalen en streefdoelen bereiken. Maar de Rekenkamer zet in zijn jaarverslag vraagtekens bij die werkwijze: veel mijlpalen en streefdoelen zijn vaag gedefinieerd, en lidstaten verstrekken niet altijd betrouwbare informatie.
Kortom: we ontkomen niet aan een afruil. Een keuze tussen eenvoudig beleid dat goed kan worden gecontroleerd en daardoor weinig rechtmatigheidsfouten oplevert, of ingewikkelder beleid dat doeltreffender kan zijn maar ook lastiger te controleren. Wat gaat het worden?