Waterstof – een succesvolle lobby, of dé oplossing voor al onze klimaatproblemen?

Het is waterstofweek in Brussel. Vier dagen lang zijn er vrijblijvend conferenties en kansen om te netwerken met iedereen die zich bezighoudt met waterstof. Is zoveel aandacht het resultaat van een onterecht succesvolle lobby, zoals critici bepleiten? Of bestaan er oprechte kansen voor de duurzame energiedrager? Brusselse Nieuwe zocht voor je uit hoe het staat met de toekomst van waterstof in Europa.

5 min. leestijd
Bron: iStock

Waterstof. Het ging dé oplossing zijn voor een klimaatvriendelijke toekomst. Geen parken vol lelijke windmolens, geen enge nucleaire reactoren die voor radioactief afval zorgen, maar waterstof. Daar komt alleen waterdamp bij vrij. Eureka!

Dat verhaal is makkelijk te verkopen. En daar hebben politici baat bij. “Het klinkt alsof je daadkrachtig bent”, zei energieanalist Michael Liebreich daarover tegen onderzoeksplatform Follow the Money. Toch zijn experts minder enthousiast. De energiedrager is duur, inefficiënt en bovendien nog maar heel weinig beschikbaar.

Ten minste, als we het hebben over de duurzame, ‘groene’ variant, waarbij waterstof wordt gemaakt van hernieuwbare energie. Tachtig procent van de waterstof die in Nederland wordt geproduceerd is ‘grijs’, waarvoor fossiele brandstoffen worden verbrand en dus enorm veel CO2 vrijkomt. Hoe zit het nu? Moeten we waterstof afschrijven als een onhaalbaar sprookje of is er heil te vinden in de duurzame techniek?

Waarom waterstof nog niet vliegt

De Europese Unie ziet groene waterstof als een onmisbaar stukje van de puzzel voor een klimaatneutraal Europa in 2050. Tegen 2030 wil de Europese Commissie zowel de productie als de invoer van hernieuwbare energie opvoeren tot 10 miljoen ton. Bovendien moet de technologie winstgevend gaan worden.

Want daar loopt het momenteel nog mis. Groene waterstof wordt niet op grote schaal geproduceerd en is daarom nog duur. En omdat er niet veel van is, wordt het niet veel gebruikt. Het kip-en-ei-verhaal. Tot slot is er ook geen goede infrastructuur. De techniek voor boten en vliegtuigen op waterstof bestaat al, maar hoe krijg je de waterstof naar je schip?

Hoe Europa de waterstofmarkt wil aanzwengelen

Deze uitdagingen zitten innovatie in de weg. Daarom doet de Europese Commissie ook zelf onderzoek naar vernieuwende technieken voor bedrijven. Dat kan helpen, omdat deze innovatie niet direct winst hoeft op te leveren. In plaats daarvan kunnen bedrijven deze opzetjes gebruiken om er zelf mee aan de haal te gaan. Bovendien wordt er zo kennis opgebouwd in de EU, waardoor we voor expertise minder afhankelijk zijn van China.

In het Noord-Hollandse Petten bevindt zich zo’n EU-onderzoekscentrum. Experts onderzoeken er hoe je groene waterstof kan opslaan en hoe het veilig en efficiënt kan worden vervoerd. Ook brengen de onderzoekers in kaart waar in de EU waterstof geproduceerd wordt en welke oude gaspijpleidingen deze plekken met elkaar kunnen verbinden. Al die kennis moet het EU-waterstofbeleid ondersteunen.

Kritiek op de haalbaarheid van doelen

Ondanks de bijdrage die deze expertise levert aan het EU-beleid had de Europese Rekenkamer eerder dit jaar weinig goeds te zeggen over de Europese waterstofdoelen. Het doel van tien miljoen ton aan hernieuwbare waterstof produceren en importeren in 2030 is volgens het rapport te veel ingegeven door politieke wil en niet door grondige analyse. Dat bevestigt een onderzoek van Follow The Money, dat uitwijst dat een succesvolle lobby van brancheorganisatie Hydrogen Europe daaraan heeft bijgedragen.

Misschien niet gek die kritiek, want ook experts van het onderzoekscentrum in Petten noemden de doelen “ambitieus”. Maar, voegden ze er snel aan toe, “dat moeten ze ook zijn”. Een functionerende waterstofindustrie is volgens hen goed voor de Europese burger. Wel zien ze nog beren op de weg: “we hebben in Europa maar 1-5 procent van de benodigde materialen, de rest komt van buiten de EU.”

Waterstof dé redder van zware industrie?

Ondanks de kritiek zijn er ook voorstanders van groene waterstof, zoals hoogleraar emeritus Ad van Wijk. Zo lijkt de techniek kansen te bieden voor het vergroenen van grote, vervuilende industrieën zoals de staalsector, die niet zo één-twee-drie overstappen op elektriciteit. Vaak draaien ze nu op grijze waterstof. Makkelijker is het om het proces om te gooien van grijze naar groene waterstof, zoals Tata Steel Nederland ook wil doen. De EU heeft voor deze industrie een streefdoel geformuleerd: minstens 42 procent van hun waterstofgebruik moet in 2030 komen van hernieuwbare energie.

De haven van Rotterdam is daar bijvoorbeeld al mee bezig. Zo moeten er in 2025 meerdere haventerminals zijn die groene waterstof kunnen opslaan, verwerken en doorvoeren. Datzelfde jaar moet een nieuwe fabriek (Holland Hydrogen I) in gebruik genomen worden, om een deel van de grijze waterstof van Shell door groene te vervangen. Ook is vorig jaar de bouw van een nationaal waterstofnetwerk begonnen, die het waterstofpark met industrie verderop in Nederland moet verbinden.

De conclusie?

“Er is nog een lange weg te gaan voor groene waterstof”, vertelt ook een expert uit Petten. Het lijkt dus niet waarschijnlijk dat waterstof dé duurzame energiebron van de toekomst zal worden. Maar zowel voor- als ook tegenstanders lijken het over één ding eens: als de oplossing voor het klimaat bestaat uit een puzzel van honderden stukjes, zal groene waterstof er toch één van zijn.