Column Cijfers en feiten I Schuld en boete

Elke week schrijft oud-hoofdeconoom van de Sociaal Economische Raad (SER) Marko Bos voor Brusselse Nieuwe een column over financiële zaken. Deze week gaat het over de verkiezingsprogramma’s die niet aan de Europese normen voldoen, en over de pleidooien om meer geld aan de EU uit te geven.

3 min. leestijd
(Bron foto: iStock)

Binnenkort gaan de bekende plafonds voor overheidstekorten (3 procent van het bbp) en -schulden (60 procent) weer gelden. Vanwege corona kneep de Europese Commissie de afgelopen tijd een oogje dicht, maar dat is nu voorbij. Er wordt nog wel onderhandeld over mogelijke uitzonderingen en het tempo waarin overmatige schulden moeten worden teruggebracht.

Nederland

Laten we in Nederland beginnen. Acht partijen hebben hun verkiezingsprogramma laten doorrekenen door het Centraal Planbureau (CPB). De meeste partijen weten hun wensen samen te ballen binnen een tekort van rond 3 procent in 2028. Alleen JA21 en SGP zitten daar boven. Maar ook bij deze eurosceptische partijen blijft de schuldquote ruim onder de 60 procent.

De overige partijen heeft CPB-pensionado Wim Suyker onder de loep genomen. Drie verkiezingsprogramma’s – van PVV, FvD en BIJ1 – bleken onvoldoende concreet. De resterende zeven partijen laten wat grotere overheidstekorten in 2028 zien. Die tekorten variëren van 3,7 procent voor NSC en 4,2 procent voor BBB, tot ruim 9 procent voor BVNL. Inclusief macro-economische doorwerking kunnen deze percentages wat lager uitvallen. Maar een BVNL-regering zou zeker door het plafond van 60 procent schieten.

Het Europese perspectief

Een flink aantal EU-lidstaten zit al jaren ver boven de 60 en zelfs de 100 procent. Hoe kom je dan terug naar een goed houdbaar schuldniveau? Klaas Knot, directeur van De Nederlandsche Bank, wijst erop dat de rijkere lidstaten meestal een lage schuldquote kennen. En de armere lidstaten een hoge schuldquote. Daarbij toont hij de volgende grafiek:

De rode lijn laat de ontwikkeling zien van de gemiddelde schuldquote van Italië, Spanje, Griekenland en Portugal. Sinds het begin van de euro. De gele lijn toont de gemiddelde schuldquote van de rijkere lidstaten Duitsland, Oostenrijk, Finland en Nederland. De gele lijn blijft vrij vlak lopen. De rode lijn start hoger en laat de eerste tien jaar een geleidelijke daling zien. Die daling wordt afgebroken door de grote financiële crisis. De lidstaten met een grote schuldenlast verloren toen veel van hun toegang tot de internationale kapitaalmarkt. Ze moesten drastisch bezuinigen, waardoor economische groei verloren ging. 

Het rekenkundige effect daarvan op de schuldquote – via de noemer van de breuk, een lager bbp – geven de stippellijnen weer. De rode en de gele stippellijnen geven de situatie weer als beide groepen landen eenzelfde groeipatroon hadden doorlopen. Dan was het verschil in schuldquotes veel minder groot geworden.

Hoe verder?

Hoe nu verder? Klaas Knot bepleit naast de maatregelen die lidstaten zelf moeten nemen, een Europese aanpak voor groeiherstel en economische convergentie (het naar elkaar toegroeien van EU-economieën). Onderdeel daarvan is de vorming van een kapitaalmarktunie.

Het coronaherstelfonds ziet Knot als een goed instrument om zowel investeringen als structurele hervormingen te bevorderen. Klimaat, energievoorziening en defensie zijn collectieve goederen op Europees niveau. De ‘groene’ en de digitale transitie blijven zonder de EU buiten bereik. Dat vraagt om meer, niet minder EU-begrotingsmiddelen.

Van het inflatiespook tot het coronaherstelfonds, elke woensdag ontvang je een overzicht van de laatste ontwikkelingen in de nieuwsbrief de Week van de euro.