De Lelylijn is geen verloren zaak. Voor Pieter Faber, hoofd van het Brusselse kantoor van de NG4-steden (Groningen, Leeuwarden, Assen en Emmen), komt de hogere kostenraming van de Lelylijn niet als een verrassing. “Het is goed dat we nu beter weten wat de kosten gaan zijn”, legt hij uit. Dat geeft het kabinet tijd om alvast te sparen voor het miljardenproject en voor zijn eigen team om in Brussel al te beginnen aan de lobby voor Europese financiering. “Het is ook gewoon een langetermijninvestering.”
De aanleg van de Lelylijn, de treinverbinding tussen de Randstad en Noord-Nederland, valt duurder uit dan verwacht. Het vorige kabinet zegde eerder al 3 miljard euro toe, maar uit onderzoek blijkt dat de aanleg wel 13,8 miljard kan kosten. Het kabinet kijkt naar de regio en naar de EU, want ook in Brussel willen beleidsmakers dat de Lelylijn er komt. Maar op geld uit Brussel moet Nederland nog even wachten, zegt staatssecretaris Jansen (Openbaar vervoer en Milieu). Pas vanaf 2028 is er weer ruimte op de Europese begroting.
Van groot belang
De Lelylijn is voor provincies en steden in Noord-Nederland geen onbelangrijk project. De regio’s daar hebben het altijd iets moeilijker dan de Randstad. Er zijn minder banen te vinden, talent trekt weg en er is minder geld te besteden. Een goede treinverbinding tussen de Randstad en Noord-Nederland, maar ook verder naar Duitsland en uiteindelijk Scandinavië, zou enorm helpen. Nederlandse ondernemers werken veel samen met duurzame bedrijven uit Denemarken of Zweden. “Die samenwerking kan intensiever.”
“Zo’n internationale treinverbinding maakt Noord-Nederland aantrekkelijker voor bedrijven en mensen”, vertelt Faber. Dat ziet het kabinet ook. Volgens de staatssecretaris zou de Lelylijn wel tienduizend banen kunnen opleveren.
De NG4-steden zetten zich, samen met provincies en regionale partners uit andere landen, al in om de Lelylijn op de zogeheten TEN-T-kaart te zetten. Dat is een groot netwerk van internationale routes waar Brussel in wil investeren. Met hulp uit het Europees Parlement, van CDA-Europarlementariër Tom Berendsen bijvoorbeeld, lukte dat. Dat betekent dat er geld vrijkomt voor de Lelylijn en andere stedelijke knooppunten. De zogeheten ‘Urban Nodes’.
Onderhandelingen beginnen al
Maar de lobby is nog niet voorbij. “De minister heeft gelijk. Europees geld voor de Lelylijn kan pas in 2028 vrijkomen”, legt Faber uit. Dan is bekend hoe de Europese begroting voor de volgende zeven jaar eruit gaat zien. Maar de onderhandelingen over die begroting beginnen nu al. Formeel pas in juni 2025, wanneer de Commissie haar eerste plannen presenteert. Informeel worden hier en daar al wat telefoontjes gepleegd.
De Lelylijn zou gefinancierd worden uit de Connecting Europe Facility. Het ‘CEF’ noemt Faber het. De NG4, maar ook de noordelijke provincies, zetten dus vooral daarop in. Ze hopen dat het CEF uitgebreid wordt. Daarmee kan de Lelylijn medegefinancierd worden, maar ook de stedelijke knooppunten. Faber hoopt dat daar een apart budget voor komt. Daarom gaan ze in ieder geval alvast praten met Europarlementariërs, ambtenaren bij de Europese Commissie en partners in het buitenland. Maar de noordelijke steden hopen vooral dat het CEF blijft bestaan.
Nederlandse provincies en regio’s maken zich er al langere tijd druk om: Commissievoorzitter Ursula von der Leyen wil de financiering van regionale projecten versimpelen. En dat betekent mogelijk dat nationale overheden aanspraak moeten kunnen maken op het geld in plaats van de regio’s. Minder controle dus voor provincies.
Europees Parlement
Bondgenoten moeten de noordelijke steden wel kunnen vinden. Tom Berendsen (CDA) was al betrokken bij de Lelylijn. Maar ook bij de nieuwe volksvertegenwoordigers uit Nederland is mogelijk hulp te vinden. “Goed dat we het eens zijn dat de Lelylijn er moet komen”, zegt Raquel García Hermida-van der Walle (D66) als reactie op de kostenraming van de staatssecretaris. Ze komt zelf uit Friesland. “En ook terecht dat we voor een belangrijke regionale en op termijn ook internationale lijn naar Europa kijken. Daar is de EU ook voor.”
Ze wil af van de zevenjarige Europese begroting. Die wordt iedere zeven jaar in grote lijnen vastgesteld en op jaarlijkse basis beperkt aangepast. Op dit moment onderhandelen de Europese instituties over de begroting van 2025 bijvoorbeeld. “Maar de Nederlandse regering wil geen jaarlijkse EU-begroting”, zegt ze. “Dus het is vrij bizar om het af te schuiven op het gebrek aan Europese begrotingsruimte.”