“Kunstmatige intelligentie heeft de potentie om de manier waarop oorlogen gevochten en gewonnen worden baanbrekend te veranderen”, zegt minister van Buitenlandse Zaken Wopke Hoekstra tijdens zijn toespraak op een speciale top over kunstmatige intelligentie (AI). “Maar het brengt ook grote risico’s en uitdagingen met zich mee”, gaat hij verder. Voor de goede orde maakt hij nog even duidelijk dat hij die woorden niet verzonnen heeft, maar ChatGPT. Het AI-chatprogramma dat teksten in allerlei maten en vormen kan genereren.
Kunstmatige intelligentie in het militaire domein
Op de conferentie in Den Haag wordt er gediscussieerd over de kansen en risico’s van kunstmatige intelligentie in het militaire domein. Hoekstra is gastheer van de top, samen met Zuid-Korea.
“AI kan snel onze kennis overstijgen”, zegt Hoekstra. “Het zit in de telefoons van onze kinderen, het verandert de manier waarop we leven en verandert ook het militaire apparaat.” Hij vergelijkt kunstmatige intelligentie met nucleaire technologie. “Dat was net zo baanbrekend.”
Hoekstra stelt zich voor hoe AI ingezet zou kunnen worden, nadat een gebouw door een raket geraakt is. “In minder dan een seconde zou het programma uit kunnen vinden waar mogelijke overlevenden liggen. Sterker nog, het zou de raket misschien wel tegen hebben kunnen houden.”
Grenzen en regels
Maar er zijn ook gevaren. En dat is de reden waarom ze in Den Haag bij elkaar gekomen zijn. Veel technologieën op het slagveld hebben zich ongereguleerd kunnen ontwikkelen. Het gebruik van chemische wapens bijvoorbeeld. Daar moet later een verdrag over gemaakt worden.
Hetzelfde geldt voor nucleaire technologie. Met de conferentie wil Hoekstra een eerste stap zetten tot het reguleren van kunstmatige intelligentie op het slagveld. Want wat als AI ooit een besluit moet nemen over het wel of niet afvuren van een raket?
Voor er besloten kan worden wat de grenzen zijn van AI op het slagveld moeten er twee vragen beantwoord worden, vindt hij. Wat is kunstmatige intelligentie en wie is verantwoordelijk voor haar daden? Daarop hoopt hij na de conferentie een antwoord te hebben.
