Toen ik bijna drie jaar geleden de Deense arbeidsmarkt betrad en mijn eerste contract ondertekende, was het eigenlijk verrassend weinig gedoe en papierwerk. Dat is een voordeel van als EU-burger in een ander land werken. Maar in die eerste maanden ontdekte ik toch een paar dingen die voor een Deen vanzelfsprekend zijn, maar voor mij nieuw. Zo had ik nog geen vakbond en geen zogeheten ‘A-kasse’.
In Denemarken heeft bijna iedereen dat. Want hier bemoeit niet de overheid zich met contracten en minimumlonen, maar de vakbonden. Doordat zo veel werknemers lid zijn, hebben de bonden een sterke onderhandelingspositie, bijvoorbeeld voor redelijke minimumlonen. En de A-kasse is je financiële vangnet; die vult je werkloosheidsuitkering aan. Beide dus handig, of eigenlijk gewoon essentieel, als je in Denemarken werkt.
Maar dat Deense model staat nu onder druk vanuit Brussel. De EU mag zich voortaan bemoeien met minimumlonen in de lidstaten, om ervoor te zorgen dat die hoog genoeg zijn. Een initiatief mede van toenmalige Nederlandse Europarlementariër Agnes Jongerius (GroenLinks/PvdA). Wat de EU precies onder ‘hoog genoeg’ verstaat, lees je hier.
Op de proef stellen
De Denen zien alleen liever niet dat de EU zich in salarissen en cao’s mengt. Zij wijzen erop dat ze een arbeidsmarkt hebben met relatief hoge lonen, dat ze vaak bovenaan staan in ranglijsten van concurrerende economieën, en vooral: dat ze geloven dat ze een goed werkend model hebben gevonden dat zowel concurrerend is als goede arbeidsvoorwaarden biedt. Dus waarom zou de EU dat model op de proef moeten stellen?
Met die vraag stapte Denemarken, samen met Zweden die een vergelijkbaar model hebben, naar het Europees Hof in Luxemburg, nadat de nieuwe richtlijn in 2022 was aangenomen. Begin dit jaar kwam het niet-bindende advies van de advocaat-generaal. Zijn aanbeveling was om de richtlijn in zijn geheel nietig te verklaren, omdat het vaststellen van lonen een nationale bevoegdheid is. Vorige week werd over het eindelijke oordeel besloten.
Bemoeienis
Heel vakbond-Denemarken zat nieuwssites te refreshen, wachtend op een overwinning. Maar de realiteit bleek anders. Denemarken werd slechts deels in het gelijk gesteld. De richtlijn blijft, tot groot ongenoegen van de Denen, gewoon bestaan. Wel krijgt Denemarken enkele aanpassingen die het Deense model beter moeten beschermen.
Dat zorgde voor gemengde gevoelens. Een aanpassing is prima, maar de rechtszaak ging uiteindelijk om iets anders. Om iets waar veel lidstaten wel eens een statement tegen maken: bemoeienis van Brussel. Zoals de voorzitter van de vakbond Dansk Metal verwoordde: “Natuurlijk hadden we liever gezien dat de richtlijn volledig werd afgeschaft. Maar (…) het was cruciaal om het Hof van Justitie van de EU erbij te betrekken, zodat we niet klakkeloos EU-inmenging in ons goed functionerende arbeidsmarktmodel accepteren.”
Stukje cultuur
Ondertussen is Nederland juist blij dat de richtlijn overeind blijft. Een grote overwinning, aldus vakbond FNV. En terwijl Denemarken zijn model probeert te verdedigen, beleeft deNederlandse vakbond een opleving; vooral jongeren sluiten zich de laatste tijd vaker aan, schreef NRC onlangs.
Volgens de geïnterviewde jongeren draait het om zekerheid en samen sterk staan. Ook ik ben blij met mijn vakbond en het Deense model. Het is een vangnet, maar eigenlijk vooral laat het mij me verrassend Deens voelen, als EU-burger werkend in een ander land. Een stukje cultuur. De Denen willen die cultuur niet door Brussel laten afpakken, maar mijn werkende leven hier bestaat juist dankzij Brussel.
Puck Wagemaker woont en werkt in Denemarken. Ze is oud-redacteur van Brusselse Nieuwe en volgt het Deense EU-voorzitterschap van dichtbij.