Dit najaar is er weer de jaarlijkse VN-klimaatbijeenkomst, de COP (Conference of the Parties). Dit jaar wordt die enorme vergadering van de Verenigde Naties in Brazilië gehouden. Europa wilde daar een leidende rol gaan spelen, helemaal nadat eerder dit jaar de Amerikaanse president Trump een streep zette door de klimaatafspraken (het akkoord van Parijs) om in 2050 de uitstoot van broeikasgassen tot nul terug te brengen.
Maar de Franse president Macron, die in eigen land met tegenwind uit alle hoeken te maken heeft, is geen twijfelen. Aanvankelijk was Frankrijk de grootste fan van de klimaatafspraken, maar de protesten van de gele hesjesbeweging in het recente verleden en de overtuiging van Macron dat hij de economie moet versterken, hebben gezorgd voor een andere politieke opvatting. En de Fransen krijgen steun van Italië, waar premier Meloni een permanente strijd voert tegen de Green Deal, die volgens haar niet in het belang van haar land is. Ook de Poolse premier Donald Tusk aarzelt. Hij is vooral bang dat de heffingen (in vakjargon ETS2) waarbij je voor alles wat aan broeikasgassen de lucht ingaat een vergunning moet hebben (die geld kost), nadelig zijn voor de economie.
En nadat de Duitse bondskanselier Merz zich aansloot bij de twijfelaars ontstond een fors probleem voor met name Eurocommissaris Wopke Hoekstra, die namens de 27 lidstaten op die COP-bijeenkomst het voortouw moet nemen. Vooral de ommezwaai van Duitsland was een kleine klap in het gezicht, omdat Hoekstra juist veel energie en tijd had gestoken in overleg met de Duitsers. Zo nam hij het Duitse idee (uit hun regeerakkoord) over om de reductie van de uitstoot niet alleen in Europa te laten plaats vinden. De EU mocht voortaan ook investeren in schonere uitstoot buiten Europa en belangrijk die resultaten meetellen in de rekensommen.
Waar is het mis gegaan?
Misschien wel de angst bij de Europese Commissie om de grote landen en de kiezers tegen zich in het harnas te jagen. Aanvankelijk was het de bedoeling dat de plannen begin 2024 zouden worden gepresenteerd. Er kwamen wel wat ideeën maar die werden vaag gehouden. Zo wilde Eurocommissaris Hoekstra geen harde doelen formuleren voor de landbouw. Alles zou nader worden ingevuld. En met de verkiezingen destijds voor de deur was het ook niet het moment om met ingrijpende plannen te komen, werd destijds gezegd. Na de verkiezingen was het wachten op de nieuwe Europese Commissie en vervolgens op de nieuwe wind uit Duitsland na de verkiezingen. En nu is er dus voldoende steun om echte besluiten voorlopig uit te stellen.
Wat nu?
Tijdens de Europese top eind oktober gaan de leiders met elkaar in debat over wat ze willen. Moeten er harde doelen voor 2035 en 2040 komen? Krijgt de Europese Commissie dan de vrijheid om dat verder in te vullen? Tot die tijd hebben de Milieuministers een bijzonder ruim geformuleerd compromis afgesproken. Het is vooral een technische uitwerking, om de politieke verschillen van mening de maskeren. De uitstoot moet in 2035 worden verminderd met een percentage dat ligt tussen 66,25 procent en de 72,5 procent. Bij dat laatste (hoogste) percentage is het mogelijk om de oorspronkelijke doelstelling voor 2040 (90 procent minder uitstoot) te halen. Bij het laagste percentage kom je uit op ongeveer 80 procent.
Wopke Hoekstra laat zich in ieder geval niet ontmoedigen. “Als je uitzoomt, zie je dat we nog steeds tot de absoluut meest ambitieuze op het wereldtoneel behoren.”