Met gefleem en pluimstrijkerij en de toezegging om vijf procent van het bbp aan defensie te gaan besteden, heeft de NAVO de Amerikaanse president Donald Trump in Den Haag aan tafel weten te krijgen om artikel 5 over collectieve verdediging te herbevestigen. En ook is de steun aan Oekraïne in de slotverklaring verankerd. Die steun gaat bovendien – terecht – meetellen bij het berekenen van de defensie-uitgaven van de NAVO-lidstaten.
Maar erg solide oogt het geheel niet. Europese NAVO-lidstaten hebben uit de omgang met deze VS-regering de conclusie getrokken dat zij voor hun verdediging veel meer op eigen benen moeten gaan staan. Het kwam goed uit dat het staatshoofd en de regeringsleiders van de EU direct konden doorreizen naar Brussel voor hun Raadsvergadering. Daar weet men ook zonder diners en logeerpartijtjes bij de koning tot overeenstemming te komen.
Effectief organiseren
Over de steun aan Oekraïne in de inmiddels bekende 27 minus één (Hongarije)-formatie. Echt unaniem heeft de Europese Raad zich uitgesproken voor een soevereiner Europa dat een grotere verantwoordelijkheid neemt voor de eigen defensie, een sterkere en slagvaardiger EU, complementair aan de NAVO. Hogere defensie-uitgaven en nauwer samenwerken moeten dat doel schragen. Dat vraagt ook om vraagbundeling, harmonisatie van eisen, standaardisering en gezamenlijke aanbestedingen en de ontwikkeling van een echte, geïntegreerde Europese defensiemarkt.
Heel behartenswaardig, zult u zeggen, maar niet nieuw. Hoe kunnen we die nauwe defensie-samenwerking in de EU eens effectief gaan organiseren? Steven Blockmans heeft daar acht mogelijke governance-modellen voor onderzocht en een roadmap naar een gemeenschappelijke defensie verkend. De acht modellen sluiten elkaar niet uit, maar verschillen in vier opzichten van elkaar. Die onderscheiden zijn ook in het schema gemarkeerd. De eerste drie onderscheiden betreffen de keuze tussen:
⦁ het vervangen van nationale taken of het daarop aanvullen;
⦁ supranationale of intergouvernementele besluitvorming;
⦁ verplichtende of vrijwillige samenwerking.

Bovendien onderscheidt Blockmans initiatieven die de komende vijf tot tien jaar praktisch realiseerbaar zijn. Deze zijn binnen het schema blauw gemarkeerd. De andere, geel gemarkeerde aanpassingen acht hij voorlopig niet realiseerbaar. Uit zijn analyse komen als praktisch te realiseren maatregelen naar voren:
⦁ supranationaal én verplichtend: opwaardering en versterking van bestaande instellingen: van het Europese Defensieagentschap (EDA), en van Frontex tot een gemeenschappelijke grensbewaking en kustwacht;
⦁ intergouvernementeel én vrijwillig: stimuleren van vormen van ‘versterkte samenwerking’ en ‘coalitions of the willing’.
Geld speelt natuurlijk een rol. Hoeveel ruimte gaat de toekomstige EU-begroting bieden voor versterking van gemeenschappelijke instellingen op defensiegebied en voor het stimuleren van vrijwillige (maar niet vrijblijvende) samenwerking tussen lidstaten? Over een paar weken weten we meer.
