De bandenfabriek van Apollo Vredestein in Enschede gaat in 2026 definitief dicht. Volgens de Europese Commissie is dat niet het gevolg van onrechtmatige staatssteun aan de Hongaarse zusterfabriek. Toch vinden Nederlandse Europarlementariërs dat Hongarije en moederbedrijf Apollo Tyres bewust de grenzen van de wet hebben opgezocht.
Vijf jaar geleden trokken verschillende Nederlandse Tweede Kamerleden en Europarlementariërs aan de bel vanwege Europese subsidies die Hongarije had gebruikt voor de bouw van een bandenfabriek. Zowel in 2014 als in 2020 maakte het moederbedrijf van Apollo Vredestein, Apollo Tyres, gebruik van Europese subsidies om een nieuwe fabriek in Hongarije te bouwen. In totaal werd er door Brussel bijna 100 miljoen euro in de Hongaarse fabriek gestoken.
Die fabriek werd al snel een directe concurrent voor de vestiging in Enschede, waar de productiekosten hoger liggen. In 2020 besloot Apollo de productie grotendeels te verplaatsen, ondanks protesten van vakbonden. Honderden werknemers verloren toen hun baan. In de zomer van 2026 sluit de fabriek helemaal, met nog eens 500 ontslagen als gevolg.
Onregelmatige staatssteun
Europarlementariërs Tom Berendsen (CDA) en Dirk Gotink (NSC) vroegen zich af of hier sprake was van verboden staatssteun.
Maar volgens vicevoorzitter van de Europese Commissie, Teresa Ribera, is dat niet het geval. In een reactie op vragen van Berendsen gaf ze aan dat de steun die Hongarije verleende in 2014 was goedgekeurd volgens de toen geldende staatssteunregels. Later kreeg Apollo ook steun op basis van Europese COVID-19-regelingen. Ook dat verliep volgens de Commissie volgens de regels.
“Zuur en eerlijk gezegd onbevredigend’’, reageert Gotink. Volgens de Europarlementariër is de letter van de wet wellicht niet overtreden, maar de geest daarvan wel. Ook Berendsen oordeelt dat, hoewel de regels misschien niet zijn overtreden, Hongarije en Apollo er alles aan hebben gedaan om de grenzen van de wet op te zoeken en misbruik te maken van de bestaande regels. “Dat is in mijn ogen niet hoe een fatsoenlijke economie werkt.”
Berendsen pleit daarom voor scherpere Europese regels: “Staatssteun van het ene Europese land aan een bedrijf mag niet leiden tot verplaatsing van banen binnen dat bedrijf van het ene naar het andere land. Die discussie ga ik nu voeren met de Commissie.”
Pleister op de wond
Volgens Ribera zijn strengere regels niet nodig. Ze wijst op nieuwe anti-verplaatsingsregels die sinds 2014 gelden. Ook noemt ze bestaande EU-fondsen, zoals het Europees Sociaal Fonds en het Globaliseringsfonds, waar ontslagen Twentenaren een beroep op kunnen doen voor begeleiding en omscholing.
“Dat blijft natuurlijk een pleister op de wond, want dit compenseert voor de werknemers nooit het verlies van een baan’’, vertelt Berendsen. “Maar het is wel een kans die je niet moet laten liggen. Het is geld dat op de plank ligt, gebruik het dan ook. Wij gaan dat in Den Haag aankaarten.”
Ook Gotink hoopt dat de provincie en de regering gebruikmaken van deze Europese fondsen. “Het zou een gemiste kans zijn om de beschikbare middelen te laten schieten.”