In de aanloop naar de NAVO-top over een maand in Den Haag wordt druk onderhandeld over een nieuwe norm voor defensie-uitgaven. Die lijkt uit te komen op vijf procent van het bbp: drieënhalf procent puur voor defensie plus anderhalf procent voor cyber security en de versterking van infrastructuur.
Van zo’n norm gaat een duidelijk signaal uit naar Europa om meer te investeren in defensie. Door de Russische inval in Oekraïne hebben bijna alle Europese NAVO-leden hun defensie-uitgaven al verhoogd. Inmiddels voldoen 20 van de 28 Europese NAVO-leden aan de nu geldende norm van 2 procent van het bbp. Denktank Bruegel wijst daarbij op een duidelijk verband (zie de grafiek): hoe dichter bij Moskou, hoe groter de defensiebudgetten (in procenten van het bbp).

De (extra) aankopen van materieel worden vooral in de VS gedaan. Het aandeel van de defensie-investeringen dat bij niet-Europese – vooral Amerikaanse – leveranciers is geplaatst, nam sinds 2022 toe van 60 tot bijna 80 procent. Voor team-Trump is dat goed nieuws, en wellicht mede de opzet van de nieuwe norm. Maar in hoeverre gaan die extra defensie-uitgaven de collectieve veiligheid in Europa effectief versterken? En hoe kan de Europese defensie-industrie aan positie winnen?
De interne markt is de hoeksteen van de Europese integratie. Maar voor defensiematerieel bestaat die feitelijk niet. De nationale industrie heeft voorrang en als die niet kan leveren, wordt in de VS ingekocht. Dat mag, want lidstaten zijn niet gebonden aan de regels van de interne markt als het gaat om de productie van en handel in wapens, munitie en defensiematerieel (art. 346 VWEU).
100 miljard
Maar aan die marktfragmentatie ‘omwille van de soevereiniteit’ hangt wel een prijskaartje, van meer dan 100 miljard euro per jaar (zie het rapport-Letta). Dat betekent dat ruwweg een derde van de Europese defensiebudgetten wordt verspild doordat de mogelijkheden van gezamenlijke – of in ieder geval onderling afgestemde – aanschaf van munitie en materieel niet of nauwelijks worden benut. Standaardisatie, grotere ordervolumes en een langjarig voorspelbare gebundelde vraag stellen de Europese defensie-industrie namelijk in staat om te investeren in opschaling van productie, met lagere prijzen en kortere levertijden als gevolg.
Meer geld is nodig voor onze collectieve veiligheid. Maar het is verstandig om niet louter te koersen op een betrekkelijk willekeurige uitgavennorm. Wezenlijker is een doelmatige en doeltreffende inzet van de (extra) beschikbare middelen. De EU met haar interne markt kan daarbij behulpzaam zijn. En prima als het VK zich daarbij via het Partnerschap voor Veiligheid en Defensie met de EU kan aansluiten.