Interview | Politicoloog Hanegraaff over de aanval op ngo’s: “Dit kan leiden tot ernstige vormen van polarisatie”  

Ngo’s worden bekritiseerd door rechtse partijen voor hun rol in klimaatbeleid en financiering door de Europese Commissie. Politicoloog Marcel Hanegraaff waarschuwt voor de gevolgen van deze kritiek. “De optelsom van dit soort acties kan leiden tot een samenleving die steeds verder uit elkaar wordt gespeeld.”

6 min. leestijd

Ngo’s liggen onder vuur in Europa. Zij krijgen kritiek, met name van rechtse en conservatieve partijen, op hun rol in het EU-klimaatbeleid en de financiering die zij hiervoor van de Europese Commissie ontvangen. Europarlementariërs van deze partijen stellen dat de Commissie subsidies verstrekt aan ngo’s om zo haar eigen beleid er doorheen te lobbyen.

Een gevaarlijke ontwikkeling met serieuze gevolgen, vindt Marcel Hanegraaff, universitair hoofddocent Politicologie aan de Universiteit van Amsterdam. Tegelijkertijd ziet hij dat de Europese Commissie meer kan doen om dit te voorkomen. 

Wat zijn ngo’s en waarom bestaan ze?

”In het lobbylandschap zie je veel soorten organisaties: bijvoorbeeld belangengroepen die opkomen voor bedrijven en vakbonden die opkomen voor de belangen van werknemers. Maar er zijn natuurlijk ook andere belangen waar mensen waarde aan hechten, zoals milieu en mensenrechten.

Zo ontstond vanuit de samenleving een mobilisatie van mensen die deze thema’s belangrijk vinden. Zij vormden organisaties en proberen de politiek te attenderen op het belang van deze onderwerpen. Ook proberen ze te helpen bij beleidsontwikkeling en andere initiatieven. Dit zijn ngo’s: organisaties die opkomen voor sociale belangen. Zij proberen dus het maatschappelijk belang een weg te laten vinden naar de politiek.”

Bepaalde Europarlementariërs vinden dat ngo’s niet het maatschappelijk belang dienen, maar dat van de Europese Commissie. Hebben ze daar een punt?

”Er zijn twee dingen. Er moet ruimte zijn voor kritiek. Als er echt sprake is van een gebrek aan transparantie, vind ik dat je daar kritiek op mag geven. Als iemand vindt dat er te veel geld naar een bepaalde sector gaat, mag dat openlijk en eerlijk gezegd worden. Maar die kritiek moet wel gebaseerd zijn op feiten.”

”Wat soms gebeurt, is dat een hele sector bewust of onbewust zwart wordt gemaakt. Je kan dat vergelijken met wat populisten of linkse mensen vaak roepen over het bedrijfsleven: dat het bedrijfsleven niet te vertrouwen is en dat bedrijven politici zouden omkopen. Dit creëert een beeld van een corrupte elite die de macht probeert te grijpen. Een typische populistische retoriek.”

”Diezelfde retoriek wordt toegepast op ngo’s. Ngo’s zouden verantwoordelijk zijn voor streng klimaatbeleid of uitgebreide mensenrechtenregels. Zo ontstaat een beeld van politieke elites die samenspannen met ngo’s om de dienst uit te maken. Zo’n beeld zonder feitelijke onderbouwing is kwalijk. Want het creëert een overdreven wantrouwen richting de politiek. Kritiek is altijd goed, maar het moet gebaseerd zijn op feiten. Als kritiek wordt gebruikt om bepaalde groepen zwart te maken, krijgt het een heel andere lading.”

Is dat wat nu gebeurt? Worden ngo’s bewust zwartgemaakt?

“Ik denk niet dat iedereen die kritiek geeft op ngo’s dit met kwade bedoelingen doet, maar het past wel in een bredere trend. Ook rechters en journalisten worden zwartgemaakt. Een bepaalde agenda wordt uitgerold. Het is typerend voor populisme. Populisme wordt bijna gedefinieerd door het idee dat een corrupte elite niet opkomt voor de belangen van ‘het echte volk’.”

Wat zijn de gevolgen als bepaalde Europarlementariërs het werk van ngo’s proberen te ondermijnen?

”De gevolgen hiervan zijn groot. Je maakt niet alleen groepen zwart op basis van hun idealen, maar ook hun rechtschapenheid wordt in twijfel getrokken. Dit leidt tot een samenleving die gebaseerd is op laag vertrouwen. Dat heeft ernstige gevolgen voor democratische processen. Mensen gaan rechters niet meer vertrouwen of wat de media vertelt.”

”De optelsom van dit soort acties kan leiden tot een samenleving die steeds verder uit elkaar wordt gespeeld, met als gevolg ernstige vormen van polarisatie. Je ziet dit in Amerika al gebeuren, en het lijkt erop dat Europa hetzelfde pad bewandelt, misschien met een vertraging van tien jaar. We moeten hier niet naïef in zijn, want dezelfde processen zijn in Europa al zichtbaar. Dat gebeurt aan beide kanten van het politieke spectrum.”

Er zijn ook Europarlementariërs die zeggen: “Wij zijn niet tegen ngo’s. Wij willen alleen dat de Europese Commissie transparant is over de afspraken met deze ngo’s.” Kan de Commissie meer transparantie bieden?

”Elke politicus weet dat wat hij of zij doet ooit openbaar kan worden. Daar moet je rekening mee houden. Daarom zie ik geen goede reden om bepaalde informatie niet openbaar te maken. Transparantie is inherent aan de democratie.”

”Contracten niet openbaar maken voedt de scepsis. Mensen gaan er dan vanuit dat er iets te verbergen is. Daarom kan je de informatie beter transparant delen. Ik denk ook niet dat er ‘geheime’ afspraken zijn gemaakt in deze contracten. Als je subsidie geeft aan ngo’s, is het logisch dat ze lobbyen voor hun doelen. Het doel van subsidies is juist om de maatschappelijke verspreiding van belangrijke thema’s te verbreden. Denk bijvoorbeeld aan de subsidies die in Oost-Europa worden verstrekt om de Europese waarden daar te bevorderen.”

Dit betekent dus wel dat de Commissie bepaalt over welke onderwerpen er meer gelobbyd moet worden?

”Ja, maar dat is inherent aan politiek. Het is het recht van een gekozen overheid om te bepalen welke belangen het meest gewicht krijgen. Daarvoor heb je een aantal instrumenten. Je kunt geld geven aan ministeries, wetten maken om dingen makkelijker te maken, en je kunt subsidies uitdelen.”

”Ik zie dus niet in waarom je dat uit de handen van politici zou moeten nemen. Want stel dat je politici niet toestaat om subsidies te verdelen, wie dan wel? Een ambtenaar is niet gekozen. Hoe bepaalt een ambtenaar dan wie wat krijgt? Dit aan politici overlaten lijkt mij dus het meest democratisch. Natuurlijk moet die politiek niet de eigen belangen vertegenwoordigen, maar ook die van anderen. Daarom moet het geld gaan naar organisaties die ook tegen het eigen standpunt pleiten.”

Ngo’s kunnen ook een tegengewicht bieden aan de lobby van grote bedrijven?

”Inderdaad, zo is het. We weten dat bedrijven een enorm budget hebben voor lobbywerk. Ze zijn zwaar oververtegenwoordigd. De verhouding is scheef: drie vierde voor bedrijven en een vierde voor andere organisaties. Het idee dat ngo’s de touwtjes in handen hebben in Brussel of onevenredig veel invloed hebben via lobbywerk, is onwaar. Voor elke ngo-lobbyist die met een Europarlementariër spreekt, zijn er drie lobbyisten van bedrijven.”

”Dat is het probleem. Je wil niet dat alleen bedrijven zoals Shell bepalen wat er gebeurt. Je wil ook weten wat milieu- of mensenrechtenorganisaties hierover denken. Daarom is er niets mis mee om geld te geven aan organisaties die moeite hebben om hun financiering bij elkaar te krijgen. Dat de lobbybalans zo ver doorslaat in het voordeel van het bedrijfsleven, is wel een probleem. Maar daar hoor je niemand over. Vroeger, 10, 15, 20 jaar geleden, zagen we dit als een probleem en daarom gingen we ngo’s financieren. Nu is de financiering aan deze organisaties blijkbaar weer het probleem.”